Vul toch het glas, drink weg de kou,

Kwatrijnen naar de Rubáiyat van Omar Khayyám

Vul toch het glas, drink weg de kou,
Die voortspruit uit misplaatst berouw,
Let op de stille vogel van de tijd,
Die voortvliegt, onweerstaanbaar gauw.

De roos heeft nooit zo vonkend rood gebloeid,
Als waar het bloed eens keizers heeft gevloeid,
En elke hiasint, die onze tuin verrukt,
Is uit de as eens dichters opgebloeid.

In: Het schoolblad; orgaan van de Nederlandse Onderwijzers Vereniging, aangesloten bij de Algemene Nederlandse Onderwijzers Federatie, jrg 15, 1960, no. 43, 26-11-1960

Met de eerste klei der aarde vormden zij de laatste mens,

„Met de eerste klei der aarde vormden zij de laatste mens,
En zaaiden voor de laatste oogst het zaad:
De eerste morgen van de schepping schreef
Wat de laatste dag des oordeels lezen zal.”

Een kwatrijn als motto bij een artikel ‘Techniek, wetenschap en handel’ door M.J. Singer. In: Hafabo; officieel orgaan van de Vereeniging van Handelaren in Bouwmaterialen in Nederland, jrg 39, 1962, no. 6, 01-06

„De nachtegaal zingt in het donkre woud,

„De nachtegaal zingt in het donkre woud,
Zijn eeuwige twee tonen: Ik en gij;
O luister goed, opdat gij ’t wel onthoudt,
Want ach, te ras is ’t Lentelied voorbij!”

In: God’s uitverkorene. Een eenvoudige liefdes-historie. M. Corelli. [Vert. door Ipsie]. Den Haag, 1905.

“Neen, niet met sidd’ren denk ik aan den tijd

“Neen, niet met sidd’ren denk ik aan den tijd
Dat eens mijn geest de donk’re poort doorschrijdt;
Geen Dood verschrikt, is ’t leven recht geweest;
Slechts zondig leven maakt den dood gevreesd”.

“Wij toeven hier een korten dag of twee
En winnen niet dan enkel smart en wee;
Om voorts in ’t eind dit raadselvolle leven
In martlende onvoldaanheid te begeven,”

Twee kwatrijnen (in de vertaling van ) in: Genoegen des levens. J. Lubbock. Vert. door Rana Soera. Utrecht, Beijers, 1889. (Vertaling van Whinfield (1883) nrs. 3 en 319)

Ik ken het uiterlijke van al het Niet-zijn en Zijn,

Ik ken het uiterlijke van al het Niet-zijn en Zijn,

In een artikel ‘Op zoek naar Omar’s stem’ door E.F. Tijdens, in De Nieuwe Stem. Maandblad voor cultuur en politiek, 12e jrg. 1957 nr. 3, mrt., over de vertaling van J.A. Vooren, staan twee letterlijk vertaalde kwatrijnen, op p. 147 en 151.

Ze zijn voor sterven en vergaan geboren

Omar Khayyam
Nieuwjaarswens Pim en Tineke Witteveen-Hevinga. 2001.
De tekst, beginnend met de woorden “Ze zijn voor sterven en vergaan geboren …” werd aangehaald door Jan Wolkers in een interview met Vrij Nederland, (7 oktober, 2000). De herkomst van het kwatrijn en wie de vertaler is, is onduidelijk.

Ze zijn voor sterven en vergaan geboren / zo sprak ik toen ik bij de rozen was / maar schrok en hoorde dreunen in mijn oren / wat is u zelve, ijdel mens, beschoren? / zo kort als gij hier wandelt bij de rozen in het gras.’

Morgen? Waarom, het kan zijn dat ik Morgen mijzelf ben …

In De wereld van het denken, door Hazrat Inayat Khan (Deventer, Kluwer, 1938, vertaler niet vermeld) twee citaten:

Morgen? Waarom, het kan zijn dat ik Morgen mijzelf ben met de zevenduizend jaren van Gisteren.
(p. 59)

Een haarbreedte scheidt waar van onwaar.
(p. 98)

“Van deze aardse wereld stap ik af,

In De Stem van 21-8-1948, ‘Schoon oud Perzië wordt een nieuw land’ een kwatrijn van een onbekende vertaler:

“Van deze aardse wereld stap ik af,
Van haar, die korte tijd een onderdak mij gaf;
Van alle raadselen werd mij geen enkele opgelost,
En duizend twijfelingen neem ik mee in het graf”.

Het Leven is een schaakbord van dagen en nachten

In het Algemeen Handelsblad van 1 mei 1956 verscheen een pagina-grote advertentie van farmaceutisch bedrijf Organon-Oss, onder de kop ‘Mensen als schaakstukken?’ Onder het afgebeelde schaakbord, met mensenfiguren als stukken, stond een kwatrijn (van een onbekende vertaler) van Khayyám afgedrukt:

Het Leven is een schaakbord van dagen en nachten,
Waar het Noodlot speelt met mensen als schaakstukken
En het schuift, en overwint en slaat,
En stilletjes weer opbergt.

“Men stelt ons een paradijs vol verrukkelijke vrouwen …

In De Stem, 16-8-1968 (door een onzer verslaggevers) wordt het volgende aan Khayyam (de grote Arabische spreukendichter) toegeschreven:

“Men stelt ons een paradijs vol verrukkelijke vrouwen in het vooruitzicht, en daarbij wijn melk en honing. Men stelt het dus best ook hier niet zonder geliefden en wijn, vermits wij noodzakelijkerwijs daarmee zullen eindigen”.