Leopold, J.H.

“[…] We worden vóór ons komen niet gemist,
na ons vertrek zal het niet anders wezen.”

Leopold, J.H.

Tentmaker, zie, uw lichaam is een tent,
den Sultan ziel tot kort logement.
De vorst vertrekt; straks vouwt het linnen op
de dood en geen, die nog de standplaats kent.

FitzGerald, E.

There was a Door to which I found no Key;
There was a Veil past which I could not see:
Some little Talk awhile of ME and THEE
There seem’d and then no more of THEE and ME.

Leopold, J.H.

Ons blijven is vervuld van harteleed,
van raadselen, waarvan geen wijze weet
het in of uit, en evenwel ons scheiden
is aarzelend en nimmermeer gereed.

Leopold, J.H.

Een lief gezicht spiegelend in waterblinken,
rozen en wijn, ik wil er in verzinken;
sinds mijn geboorte, nu en tot het eind
heb ik gedronken, drink en zal ik drinken. 

Leopold, J.H.

Een lief gezicht spiegelend in waterblinken,
rozen en wijn, ik wil er in verzinken;
sinds mijn geboorte, nu en tot het eind
heb ik gedronken, drink en zal ik drinken. 

Leopold, J.H.

Ons blijven is vervuld van harteleed,
van raadselen, waarvan geen wijze weet
het in of uit, en evenwel ons scheiden
is aarzelend en nimmermeer gereed.

Leopold, J.H.

Geen weet van waar verscheen, waarheen de vreemde karavaan

Leopold, J.H.

De wereld gaat en gaat, als lang na dezen
mijn roem verging, mijn kennis hooggeprezen.
Wij werden vóór ons komen niet gemist,
na ons vertrek zal het niet anders wezen.

Leopold, J.H.

De wereld gaat en gaat, als lang na dezen
mijn roem verging, mijn kennis hooggeprezen.
Wij werden vóór ons komen niet gemist,
na ons vertrek zal het niet anders wezen.