Antwoord aan Omar Khayyám

Antwoord aan Omar Khayyám, met Vertaling van die Rubaiyat deur D.B. van Soelen. [Illustrated by Stella Logie]. – Pretoria : Unie Boekhandel, 1965. – ii, 159 p.; 21,5 cm.

75 kwatrijnen naar FitzGeralds eerste versie, vertaald in Afrikaans met een antwoord aan Omar door de vertaler.

Tweede druk: Wellington, Shalom Israel, 1986.

De bronnen van Leopolds Oostersche gedichten

De bronnen van Leopolds Oostersche gedichten. J. Hulsker
In: De Gids, jrg. 99 (1935), 4e deel, p. 40-71

Onderzoek naar de bronnen die J.H. Leopold gebruikte bij het vertalen van de gedichten die onder de titel “Oostersch” werden gepubliceerd, en naar de werkwijze die Leopold daarbij volgde.

Op zoek naar Omar’s stem

Op zoek naar Omar’s stem. E.F. Tijdens
In: De Nieuwe Stem, jrg. 12 (1957), nr. 3, p. 143-151

Naar aanleiding van de vertaling van J.A. Vooren (Amsterdam, 1955) bespreekt Tijdens het interpretatie-vraagstuk inzake het mystieke karakter van de rubáiyát.

Khayyam

Khayyam. Nicolaas Matsier
In: Trouw, 23 mei 1998 – Letter & Geest, p. 19

In zijn kanselrede over Jesaja stuitte schrijver Nicolaas Matsier op overeenkomsten tussen de oudtestamentische profeet en de Perzische dichter Omar Khayyam. “Men hoont mij om mijn scheve makelij, wat! beefde dan de hand van die mij maakte?”
Ook opgenomen in de bundel “Scherf onder aarden scherven : Jesaja 45: 9-10”. (Zoetermeer, 2001)