R.C. In een Perzische taveerne
In een Perzische taveerne. Kwatrijnen van Robayaat Omar Khayyaam uit het Perzisch vertaald door R.C. met een inleidend woord van Jozef Simons. [S.l.], Bladen voor de Poëzie, 1937. (Bladen voor de Poëzie, vol. 1 (1937), nr. 11 (dec.)
31 kwatrijnen, gedrukt op 10 enkelzijdig bedrukte pagina´s in een papieren omslag. Gedrukt bij Drukkerij Henri Kamp, Mechelen.
De auteur van deze uitgave wordt aangeduid met de initialen R.C. De naam voluit is René Cnudde (Gent, 12.02.1907 – Gent, 22.12.1973) maar er is weinig over hem bekend. Er staat één roman van op zijn naam: In de schaduw (1939), uitgegeven in eigen beheer. Ook was hij enige tijd journalist bij de krant Vooruit. Volgens Jozef Simons was Cnudde een globe-trotter.
Het Letterkundig Museum in Den Haag bezit een formulier, gedateerd 20 januari 1940, (Archiefstuk: C 03093 Cnudde,R.) waarmee Dirk de Jong bio-bibliografische gegevens opvroeg van dichters ten behoeve van zijn project “Onze Letterkundigen”. Cnudde vermeldde bij Opleiding en levensloop: “Eerst onderwijzer, vervolgens drie jaar redacteur aan ‘Het Laatste Nieuws’, thans drukker te Gent.” Onder Werken (b. Romans en novellen) gaf hij op: “In de Schaduw”, Eigen uitgave (6 mei 1939 – Drukkerij Typex, Chartreuzenlaan 95, Gent.” Merkwaardig genoeg meldde hij niets over zijn vertaling In een Perzische Taveerne, noch over enige studie of kennis van het Perzisch. Ook blijkt hier niet uit dat Cnudde een globe-trotter zou zijn geweest.
Inleider Jozef Simons presenteert de reeks kwatrijnen als een “voorproef van een overzetting rechtstreeks uit het Perzisch, door een vriend en globetrotter, die eerlang met het volledig letterkundig oeuvre van Khayyaam hoopt klaar te komen”.
Wat de titel van de uitgave betreft: in zijn voorwoord haalt Simons onderstaand kwatrijn aan:
Wascht mij met wijn, o vrienden die mij zult begraven
En zingt den dienst met kan en glas ; gedenkt mijn gaven –
En zoekt gij mij, wanneer de dag des oordeels klaart,
Gaat waar het oude wijnhuis stond in de aarde graven.
Simons vervolgt: “Aldus een der ongeveer vijfhonderd kwatrijnen (rubäis), die de Perzische dichter Robayaat Omar Khayyaam in het oude wijnhuis voordroeg; epigramma ’s die na zijn dood door die vrienden zorgvuldig werden verzameld.”
Aan het einde van zijn voorwoord haalt Simons een tweede kwatrijn aan:
Hoog boven de aard is er een stier te zien: ’t is Tauris;
Er onder, zegt men, is er een wiens hoorn haar schoor is ;
En tusschen die twee stieren kan men ezels zien,
Indien men zelve niet, verezeld, in hun spoor is.
Er van uitgaande dat beide kwatrijnen door René Cnudde zijn vertaald dan bevat dit uitgaafje drieëndertig kwatrijnen.
Of René Cnudde inderdaad rechtstreeks uit het Perzisch vertaalde is niet met zekerheid te zeggen maar het tegenovergestelde ook niet. Willy Spillebeen 1 vermoedt dat een Duitse tekst als bron fungeerde, maar geeft verder geen aanwijzingen. Als er al een Perzische bron was dan blijft ook die onbekend.
Als globetrotter zou Cnudde in Perzië geweest kunnen zijn en mogelijk was hij het Perzisch machtig. De bekendste Perzische bronnen waren het Bodleian manuscript, het Calcutta manuscript en de editie van Sadegh Hedayat. Daarnaast waren in de jaren dertig de tweetalige edities van Nicolas, Whinfield, Christensen, Rosen en anderen bekend, waarin ook de Perzische brontekst was afgedrukt. Zouden die Perzische teksten als bron hebben gediend?
Cnudde’s vertaling wijkt sterk af van andere vertalingen waardoor het moeilijk is om vast te stellen welke bron(nen) hij gebruikte als dat geen Perzische teksten waren. Een voorbeeld ter illustratie:
Cnudde – 1
Gij zaagt de wereld en al wat gij zaagt is niets.
Gij spraakt en hoordet en ’t is uitgevaagd en niets.
Gij liept langsheen de bocht der einders of ge kroopt
In huis: wat gij geducht hebt of gewaagd is niets.
Whinfield – 1883-50
You see the world, but all you see is naught,
And all you say, and all you hear is naught,
Naught the four quarters of the mighty earth.
The secrets treasured in your chamber naught.
Nicolas – 1867-47
Tu as parcouru le monde, eh bien! tout ce que tu y as vu n’est rien; tout ce que tu y as vu, tout ce que tu y as entendu n’est également rien. Tu es allé d’un bout de l’univers à l’autre, tout cela n’est rien; tu t’es recueilli dans un coin de ta chambre, tout cela n’est encore rien, rien.
Anet – 1920-2
As-tu vu le monde? Tout ce que tu y as vu n’est rien. – Ce que tu as dit, ce que tu as entendu n’est rien. – Si tu as parcouru les sept climats, ce n’est rien. – Si tu es resté seul à méditer dans ta maison, ce n’est rien.
1. Willy Spillebeen. Omar Khayyam en zijn Rubaiyat (bij wijze van inventaris). In: Verslagen en mededelingen van de Koninklijke Academie voor Nederlandse taal- en letterkunde. Jaargang 2007 (2007)
De reeks Bladen voor de poëzie was een literair tijdschrift voor gedichten, van 1937 tot 1944 uitgegeven door René Verbeeck. In 1953 werd het tijdschrift opnieuw opgestart waarna het bleef bestaan tot 1995 1.
Verbeeck, zelf ook dichter, wilde met zijn Bladen gedichten uitgeven op een niet traditionele manier. Tweemaal per jaar zou er een aflevering verschijnen naar een Duits voorbeeld: een tiental losse bladen in een mapje. In een interview met Gaston Durnez vertelde Verbeeck meer over zijn project. “Soms mocht ik echte vondsten doen’, vertelde hij. En hij toonde mij een bundeltje dat hij als een unicum in ons land bestempelde: ‘In een Perzische Taveerne’, een rechtstreekse vertaling uit het Perzisch van Omar Kayam-kwatrijnen. De auteur had gewoon R.C. gesigneerd, het bleek een Vlaamse globetrotter met name Cnudde te zijn. Jozef Simons leidde het boekje in.” 2
1. Bron: Schrijversgewijs. Vlaamse schrijvers 1830-heden.
2. Gaston Durnez. Een herinnering aan René Verbeeck ‘Help ons een bres slaan voor de poëzie’. In: Vlaanderen. Kunsttijdschrift. Jaargang 32 (1983), p. 84 e.v.