Startpagina | Over deze site | Contact
U bevindt zich hier: Startpagina » Invloed » Letteren » Onderzoek en studie

Onderzoek en studie

  • Het artikel van Oege Meynsma (1891) was de eerste publicatie in Nederland waarin uitgebreid aandacht werd besteed aan Omar Khayyám. (1)
  • In 1906 publiceerde de dichter J.H. Leopold een beschouwing 'Omar Khayam' in De Nederlandsche Spectator, waarin hij Omar vergelijkt met Spinoza. (2)
  • De volgende die een uitgebreide beschouwing wijdde aan Khayyám was Carel Scharten. Hij signaleerde in zijn studie De roeping der kunst (1917) een plotseling toegenomen belangstelling voor Rabindranath Tagore, die niet lang daarvoor de Nobelprijs voor literatuur had gekregen, maar ook voor Omar Khayyám. "Niet alleen in Nederland - ook in Florence's boekwinkels stapelden zich opeens de Engelsche en Duitsche Omar Khayyam's nevens de oranje Tagore's". Scharten houdt Tagore's verzen naast die van Boutens en citeert uitgebreid uit de vertaling van de laatste. (3)
  • In Indonesië publiceerde de Chinees-Indonesische schrijver-journalist Kwee Kek Beng in 1927 een boekje "Li Tai Po : een kleine studie over China's grootsten dichter", waarin hij diens werk en levenshouding vergeleek met Omar Khayyam. (4)
  • In 1930 verscheen een iets minder omvangrijk artikel, van de hand van J.C. met als titel 'Old Fitz' Daarin worden leven en werk van Edward FitzGerald beschreven, met veel aandacht voor zijn 'Rubáiyát of Omar Khayyám'. (5)
  • J. Hulsker publiceerde in 1935 een uitgebreid artikel in De Gids: 'De bronnen van Leopolds Oostersche gedichten', waarin ook andere dichters aan de orde komen dan Khayyám. (6)
  • J.H. Kramers hield in 1943 een lezing over Khayyáms invloed op de Nederlandse letteren. Daarnaast publiceerde hij in 1954 een studie 'Omar Chajjám', waarin hij betoogt dat Khayyáms invloed op de Nederlandse letteren via Leopold en Boutens tot stand is gekomen, en waarin hij verder nagaat in hoeverre dit 'Oosterse erfdeel' ons letterkundig bezit verrijkt heeft. Kramers schreef ook de inleiding bij de vertaling uit het Perzisch van Frits Pijl in 1947. (7)
  • Een uitvoerige studie naar het Nederlandse kwatrijn is het gelijknamige werk van J.D.Ph. Warners, waarin onder meer Leopolds en Boutens' vertalingen van Perzische kwatrijnen worden onderzocht. Daarnaast behandelt Warners de invloed van het Perzisch kwatrijn op de ontwikkeling van het Nederlands kwatrijn in de moderne letterkunde. (8)
  • J.H. Brouwer publiceerde in 1953 een studie over het Friese kwatrijn, waarin hij onderwerpen behandelde als: wat is een kwatrijn, de geschiedenis van het (Friese) kwatrijn, met veel voorbeelden van verschillende kwatrijnen dichters. Een apart hoofdstuk besteedde hij aan de Friese vertaling van Inne de Jong. (9)
  • E.F. Tijdens greep de publicatie van J.A. Voorens vertaling (Van der Peet, 1955) aan voor een bespreking van het probleem van interpretatie versus vertaling, in een artikel 'Op zoek naar Omar's stem' in De Nieuwe Stem. Tijdens toetst de keuzes die Vooren maakt aan de inzichten die het wetenschappelijk onderzoek naar de authenticiteit van de kwatrijnen heeft opgeleverd. Daarbij wordt ook een aantal kwatrijn-vertalingen van Tijdens zelf aangeboden. (10)
  • De bronnen van Leopold's vertalingen werden verder onderzocht door Van Vliet en Sötemann in een uitgave van Leopolds kwatrijnen in 1981. (11)
  • Over Boutens' belangstelling voor de rubáiyát zijn enkele artikelen in Maatstaf gepubliceerd door Paul Begheyn en Harry Prick. Boutens was via Lodewijk van Deyssel in contact gekomen met Henry Raymund Wildermuth, die de vertaling van Boutens bewonderde en geïnteresseerd was in een Engelse vertaling daarvan. Een selectie van acht, respectievelijk tien kwatrijnen daaruit, ontleend aan een onuitgegeven essay 'On Omar Khayyám' (1932), is opgenomen in Jaarboek 3 (2000) en Jaarboek 4 (2006) van het Nederlands Omar Khayyám Genootschap. (12)
  • Dick van Halsema onderzocht eveneens Leopold's betrokkenheid bij de rubáiyát van Khayyám, hetgeen in een aantal publicaties resulteerde. (13)
  • In 2006 vond er in de Universiteit van Leiden een symposium plaats over de invloed van de Perzische poëzie in de Nederlandse poëzie, onder de titel 'De Perzische muze in de polder' (14). Leiden was ook plaats van handeling van een congres 'The Legacy of Omar Khayyam' in juli 2009, in samenwerking met de Universiteit van Cambridge. (15)
  • Een recent, uitgebreid overzicht is van de hand van Willy Spillebeen, die de geschiedenis van de Rubáiyát van Omar Khayyám naging en een overzicht gaf van de vertalingen. Ook besprak hij daarin de invloed op onder andere Leopold en Boutens. Daarnaast vergeleek hij een aantal vertaalde kwatrijnen met elkaar. (16)
  • De Vlaamse auteur en vertaler Paul Claes publiceerde in 2010 een vertaling in het Nederlands van FitzGeralds vertaling van de Rubáiyát. Claes was echter al langer bezig met de Rubáiyát. In de bloemlezing De Liefste (1990) nam hij een vertaling op van kwatrijn XI, terwijl hij in Mimicry een pastiche opnam op J.H. Leopold, die hij presenteerde als een gedicht door Omar Khayyám alias FitzGerald. Ook in twee andere publicaties gaat hij in op het vertalen van Omar Khayyám: Het hart van de schorpioen (2002) en De waaier van het hart (2004). (17)
  • Verder dienen nog enkele scripties vermeld te worden: J.M. Vleugels over Leopold, G. Weekhout-Zijderveld over W. de Mérode, van Gerard Burger, over J.H. Leopold en van Rianne Batenburg over P.C. Boutens. (18)
  • Tot slot worden hier nog vermeld de Jaarboeken vermeld van het Nederlands Omar Khayyám Genootschap. In de acht tot nu toe verschenen delen (2018) komen allerlei facetten van Khayyáms werk aan de orde in zowel korte als langere beschouwingen.